donderdag 27 april 2017

Steltkluut

De steltkluut (Himantopus himantopus) is een waadvogel, of steltloper met zeer lange poten uit de familie van kluten (Recurvirostridae). In Nederland is de steltkluut een bijzondere broedvogel. Steltkluten zijn sociale vogels die in goede leefgebieden het liefst in kleine groepen optrekken. Steltkluten zijn bijna kosmopolieten, op elk continent behalve Antarctica komen ondersoorten van de steltkluut voor.

De steltkluut (Himantopus himantopus) kan door dieper water als andere steltlopers.

Deze vogel heeft enorm lange, roze poten (bijna de helft van de totale lengte), een zwart-wit verenkleed en een lange, rechte naaldfijne snavel. De mantel en vleugels zijn zwart, de kop en kruin zijn wit (vaak grijs bij mannetje). Juveniel lijkt op adult, maar de bovenzijde is bruiner en de poten vuilroze of grijzig. In de vlucht steken de poten ver buiten de staart uit en contrasteren de zwarte ondervleugels sterk met het witte lichaam. Als hij niet in het water loopt, moet hij diep doorbuigen om voedsel op te pikken. Het voedsel bestaat uit allerlei kleine ongewervelde waterdieren: slakken, waterkevers, larven van vliegende insecten, spinnen wormen, kikkervisjes, kleine visjes en soms ook zaden. Zoekt vooral voedsel in ondiep water.

De steltkluut broedt graag in kleine kolonies. Droge voorjaren in Zuid-Europa zorgen waarschijnlijk voor hoge aantallen in Nederland. Begint, zeker in Nederland - de noordelijkste verspreiding - pas eind mei met broeden, en legt daarbij 3 tot 5 eieren die na 22 tot 25 dagen uitkomen. Vrijwel direct kunnen de jongen lopen en voor zichzelf zorgen, en als na 28 dagen de jongen kunnen vliegen, zijn ze ook direct zelfstandig.
Ondiepe wateren (tot 20 cm.) zonder getij. Ondiepe zoet- brak- en zoutwatermoerassen, inundatiegebieden, rijstvelden, viskwekerijen en zoutextractiebekkens zijn typische broedplaatsen. In Nederland zijn vooral ondiepe zoetwatermoerassen van belang als broedgebied - de overige habitats zijn in Nederland niet of nauwelijks aanwezig.

In veel jaren broedt er in Nederland hooguit een enkel paartje steltkluten. In jaren van grote droogte in het Middellandse Zeegebied wijken steltkluten echter uit naar noordelijker broedgebieden. In zulke jaren komen in Nederland tot enkele tientallen paartjes tot broeden.

donderdag 20 april 2017

Bonte vliegenvanger

Enkele decennia geleden werd de bonte vliegenvanger zelden gezien in Nederland. Tegenwoordig is hij algemener na een sterke opmars vanuit Centraal Europa. Bonte vliegenvangers broeden in enkele in boomholtes of in nestkasten. Hij komt vooral voor in het zuid-oostelijke deel van het land voor.

De Bonte vliegenvanger ♂

De keel en buik van het mannetje van de noordelijke populaties zijn helder wit van kleur evenals de witte vleugelvlek en een kleine dubbele witte vlek boven de snavel. De rest van het verenkleed is zwart in prachtkleed, of meer bruingrijs. Het mannetje is donkerder van kleur dan het vrouwtje dat meer bruin is. Maar in Nederland zijn de mannetjes niet zwart maar bruin en soms moeilijk van vrouwtjes te onderscheiden.

De Bonte vliegenvanger broedt vanaf eind april tot juni, heeft 1 legsel per jaar met meestal 6 tot 7 eieren. Ze broeden vaak in nestkasten, maar ook wel in boomholten zoals in de vrije natuur waar veel oude spechten nesthoten zijn. Broedduur 12 tot 17 dagen. Na 16 dagen vliegen de jongen uit. Dan blijven de vogels met elkaar nog zo'n ca. 8 dagen in omgeving van het nest, om daarna de broedplaats meestal te verlaten.


Deze soort wordt vooral aangetroffen in half open loof- en gemengde bossen met een gevarieerde structuur. Het meest in het zuidoosten tot het oosten van Nederland. Insecten zoals vliegen, muggen, vlinders en libellen, maar ook oorwurmen en sprinkhanen staan op het menu van de bonte vliegevanger. Vanaf een zitpost maken bonte vliegenvangers korte vluchten achter vliegende insecten aan, en vangen deze in volle vlucht.