vrijdag 17 november 2017

Toendrarietgans

De toendrarietgans (Anser serrirostris) is een middelgrote tot grote gans die broedt in het noorden van Rusland. Sinds 2007 wordt deze gans als eigen soort gezien, maar dit is nog niet algemeen geaccepteerd. De toendrarietgans wordt nog vaak beschouwd als een ondersoort (Anser fabalis serrirostris) van de rietgans (Anser fabalis s.l.). De rietgans die bij de nieuwe indeling nog wel tot Anser fabalis wordt gerekend is de nauw aan de toendrarietgans verwante taigarietgans (Anser fabalis s.s.). De toendrarietgans is een trekkende soort die hoofdzakelijk overwintert in West-Europa, Centraal-Europa en Oost-Azië.


De lengte van de toendrarietgans varieert 68 tot 90 cm, spanwijdte 140 tot 174 cm en het gewicht van 1,7 tot 4 kg. De snavel is zwart aan de basis en top, met een oranje streep over het midden; de poten en tenen zijn feloranje. De bovenste vleugel-dekveren zijn donkerbruin, zoals bij de kolgans (Anser albifrons), maar hij verschilt van deze soort door de aanwezigheid van een smalle witte rand om de veren.

De toendrarietgans lijkt heel sterk op die andere rietgans: de taigarietgans. Nog altijd zijn er veel taxonomen die vinden dat het eigenlijk om één soort met verschillende ondersoorten gaat. In Nederland beschouwen we ze als aparte biologische soorten. Beide soorten lijken (dus) heel sterk op elkaar en verschillen vooral in de keuze van hun broedgebied.

De verschillen tussen de twee rietganzen zijn klein; het vergt ervaring om ze goed uiteen te houden. De snavel van de toendrarietgans is wat korter dan die van taigarietgans. De hals van toendrarietgans is wat korter en meestal ook wat donkerder dan taigarietgans. De snavel van toendrarietgans is meestal donkerder (meer zwart) dan bij taigarietgans. Maar: er is veel variatie tussen individuen en er is een kleine overlap. Voor goede determinatie moet je de optelsom van alle kenmerken kunnen maken.

De toendrarietgans verlaat eind september de Siberische toendra's om in westelijke richting naar West-Europa te trekken en komen vanaf oktober naar Nederland om te overwinteren. De hoofdmoot van deze westelijke overwinteraars trekt richting Zweden en alleen als winterse omstandigheden het noodzakelijk maken, komen ze massaal onze kant op. De toendrarietganzen treken al vroeg (februari) weer weg uit Nederland.

De wereldpopulatie van de toendrarietgans lijkt af te nemen. De aantallen overwinteraars in Nederland nemen de laatste decennia toe, met een forse toename sinds 1995 (verschuivingen van het overwinteringsgebied?). Honderdduizenden toendrarietganzen komen elke winter naar Nederland.