maandag 29 februari 2016

Scholekster

Scholeksters zijn vrij stevig gebouwde, zwart-witte steltlopers die algemeen in het binnenland kunnen worden aangetroffen. De grootste aantallen bevinden zich in het Noorden en Westen van het land, de Veluwe, Zuid-Limburg en Flevoland huisvesten nauwelijks Scholeksters, en op het Beleven in Reusel.


Scholeksters hebben een lange rode snavel, oranjeroze poten en een zwart-wit verenkleed, een zwarte kop en zwart bovenlichaam en een wit onderlichaam. Lengte 39 - 44 cm (inclusief 6 - 9 cm snavel); Spanwijdte 72 - 83 cm.

Buiten het broedseizoen zijn scholeksters vaak in grote groepen te zien in kustgebieden, bij vennen of meren. Hier verzamelen de scholeksters zich tijdens hoog water in grote groepen op de hoogwatervluchtplaatsen, waar ze meestal met zijn allen dezelfde kant op staan. Het biotoop: Graslanden, intergetijdenzone, kust, (kleinschalig) weiden en (uitgestrekte) weilanden.

Opvallend is dat de meeste scholeksters vaak allemaal dezelfde kant op zitten, zodat ze elkaar niet hinderen wanneer gevlucht moet worden voor naderend gevaar. Om dezelfde reden wordt altijd een onderlinge afstand van ongeveer een meter gehandhaafd. De snavel van een scholekster is handig om in het wad naar mossels en kokkels te zoeken en ook om ze te openen en het schelpdiertjes eruit te eten. De snavel slijt wel erg hard van al dat harde materiaal. Gelukkig groeit hij ook snel weer, ongeveer 0,4mm per dag. Als de snavel niet zou slijten dan zou hij doorgroeien en op den duur krom worden.

Dit gebeurt bijvoorbeeld bij scholeksters die in gevangenschap leven en hun snavel niet goed kunnen gebruiken en dus niet goed kunnen afslijten. De snavel van de scholekster slijt op het wad trouwens sneller dan op het land. In de zomer, als hij veel op het wad is, heeft de scholekster een kortere snavel dan in de winter, wanneer hij voedsel zoekt op het land.