woensdag 10 juni 2015

Fuut

De Fuut (Podiceps cristatus) is een watervogel, en in Europa het grootste lid van de Podicipedidae.


Zoals alle leden van deze familie is de fuut een typische watervogel van plassen en meren. Zijn donkere oorpluimen geven hem een karakteristiek uiterlijk. Hij heeft een wit gezicht met een roodbruine en zwarte kraag eromheen die opgericht staat bij het baltsritueel. Zijn onderkant is wit, van boven is hij donker overgaand in roestbruin. Tussen oog en snavel zit een zwarte streep. De poten hebben geen zwemvliezen. De jongen zijn zwart-wit gestreept en vaak maken zij een ritje achterop de rug van hun ouders. Het ouderpaar begroet elkaar met een uitgebreid baltsritueel.


Futen maken een drijvend nest.

Doordat de poten vrij ver naar achteren op het lichaam staan, kan de fuut zich niet zo gemakkelijk lopend over het land voortbewegen. Nesten worden daarom bij voorkeur dicht langs de waterkant gebouwd. Een zeer kenmerkende eigenschap is de mogelijkheid om redelijk lange afstanden onder water zwemmend af te leggen. Dit wordt gedaan om vis te eten, of om te vluchten bij gevaar. Een Fuut wordt gemiddeld 46 tot 51 cm lang.

Een fuut leeft van visjes (2-10 cm), welke onder water worden gevangen door ze te achtervolgen. Dit gebeurt door onder water te duiken, en tot zo'n halve minuut onder water te blijven. In zeer helder water wordt soms vanaf de oppervlak gejaagd, dan kijkt de fuut met de kop onder water. Dit gebeurt doorgaans in de ochtend en op de namiddag. Ook worden wel insecten, schaaldieren, weekdieren, kikkers en planten gegeten.


Nest
Futen staan bekend om hun baltsgedrag. Dan zwemmen ze naar elkaar toe, met de hals gestrekt, en zwemmen tegenelkaar op, met de borst uit het water geheven. In het voorjaar bouwt een futenpaar een speelnest op het water om verliefd op te vrijen. Kort daarna wordt langs de waterkant een steviger nest gebouwd, waarin 3 tot 4 bleek blauwgroene eieren worden gelegd, die later verkleuren tot geel en bruin. Beide ouders broeden die om beurten uit, hoewel het nest soms voor kortere tijd wordt verlaten. Dan worden de eieren met plantenresten afgedekt, dit ter camouflage. In de broedperiode, die 23 tot 25 dagen duurt, kan de fuut minder goed vliegen, waardoor hij kwetsbaarder wordt voor verstoringen in zijn leefomgeving.

De kuikens hebben zwart-wit gestreepte lichamen, waaraan de ouders ze kunnen herkennen. Enkele dagen nadat ze uit het ei zijn gekomen kunnen de kuikens al zwemmen. Toch zie je vaak dat de ouders de jongen op de rug meenemen, zelfs tijdens het duiken. Op de rug zijn de kuikens beter beschermd tegen roofvissen en reigers. Na ongeveer tien weken zijn de jongen zelfstandig.

Verspreiding
Behoudens een deel van Scandinaviƫ komt de fuut in heel Europa en ook in Zuid-Afrika voor. Het is gedeeltelijk een trekvogel. Noordelijke futen kunnen in Nederland overwinteren, bijvoorbeeld rond het IJsselmeer en de Randmeren. Na de bouw van de Deltawerken kwamen grote populaties futen op in de Grevelingen. De fuut broedt in Europa, Noord-Afrika en Klein-Aziƫ.