woensdag 10 juni 2015

Blauwe reiger

Blauwe reiger (Ardea cinerea) is een vogel uit de reigerfamilie. De blauwe reiger is tevens de bekendste vertegenwoordiger van de familie in België en Nederland. De vogel komt daarnaast voor in de gematigde streken van Europa en Azië.


De blauwe reiger is een vlees- en viseter die vissen en amfibieën eet, maar ook andere dieren als insecten en kleine zoogdieren worden wel buitgemaakt. De vogel is een veel geziene soort in ondiepe plekken van stadssingels en poldersloten en in weilanden; de reiger wordt vliegend gezien langs grachten en bij meren; de broedkolonies bevinden zich midden in de stad in hoge bomen of juist in volstrekt afgelegen bospercelen. De blauwe reiger zoekt in stedelijke gebieden regelmatig de rand van tuinvijvers op, waarin vissen rondzwemmen. Door liefhebbers van goudvissen of koi wordt de reiger dan ook beschouwd als een plaagsoort en wordt zo veel mogelijk geweerd. In strenge winters hebben de blauwe reigers het zichtbaar moeilijk. Een blauwe reiger wordt gemiddeld 25 jaar oud.

De blauwe reiger komt voor in delen van Europa: in Engeland, Noord-Frankrijk, Duitsland, Scandinavië, Portugal, Noord-Italië, delen van het voormalige Joegoslavië en Griekenland; ook in Zuid-Azië (behalve Iran) en in Thailand. Daarnaast wordt de reiger gevonden in meer geïsoleerde gebieden als Zuid-Afrika en Madagaskar. De broeddichtheid is nergens in Europa zo groot als in Nederland. De habitat bestaat uit vochtige weiden, sloten, meren, rivieren en de (Wadden-)zeekust. De blauwe reiger broedt in bomen, soms in rietvelden en is tegenwoordig ook te vinden in stedelijke gebieden.

De vogel komt in geheel Nederland en grote delen van België voor, ook in steden. Maar in Nederland zijn Holland en Friesland favoriet: hier broedt 60 tot 70% van het Nederlandse broedbestand. Het aantal broedparen in Nederland werd in 1978 geschat op 10.000 en in 1986 op 8.500 aantallen, 1998: 10.000, 1999: 11.000. De populatie is vorstgevoelig. Bijvoorbeeld, na de strenge winter van 1962/63 nam de populatie met 45% in omvang af. Daarna volgde aanvankelijk een langzaam herstel. Maar in de periode 1970-1975 groeide de populatie jaarlijks met 17%.


De strenge winters van 1978/79, 1984/85 en 1985/86 hebben de populatie gevoelige klappen bezorgd. Sinds die tijd groeit de populatie-omvang. Sinds 1968 broeden er ook blauwe reigers in (Nederlands) Limburg, sinds 1970 in de Wieringermeer en vanaf 1978 in Zuidelijk Flevoland. Ook in vroeger eeuwen broedden er grote aantallen blauwe reigers in Nederland. In 1298 wordt een twist gemeld tussen erfgenamen van Floris V over het bezit van een reigerkolonie in Amstelland. Er zijn ook topografische namen die herinneren aan (oude) reigerkolonies zoals het Reyghersbosch. Nog aan het begin van de 20e eeuw kwam "reigerien" met meer dan 1000 nesten voor: bijvoorbeeld Horstermeer, Hoog Soeren en Gooilust (met in 1925 1025 nesten). Tot 1938 was er een kolonie met meer dan 500 nesten op Beeckesteyn. In 1975 bevond de grootste kolonie zich in Nieuwkoop met 439 nesten. In België zijn blauwe reigers bijna overal bij water te vinden. Een groot aantal reigers bevindt zich in het Zwin aan de Belgische kust.

Vissen van 10 tot 16 cm lengte vormen de hoofdschotel van het menu van de blauwe reiger, zoals voorn in rietvelden, forellen in stromend water, maar ook stekelbaars, paling, baars, snoek, grondel, zeelt, alver, karper en brasem. Verder eet hij amfibieën (kikkers), reptielen (ringslangen), insecten, wormen, rivierkreeften, slakken, steurgarnalen, jonge vogels. Ook wel kleine zoogdieren als mollen, (water-)ratten, veldmuizen, waterspitsmuizen en konijnen.

De blauwe reiger is een waadvogel, die voorzichtig door ondiep water schrijdt of doodstil wacht op een naderende prooi. Hij heeft een voorkeur voor een waterdiepte van 20 tot 40 cm. Als hij een prooi waarneemt schiet de kop met de lange snavel razendsnel vooruit. Bijzonder is dat hij daarbij blijkbaar precies met de breking van het licht op het grensvlak van lucht en water rekening houdt. In grasland jaagt hij op muizen, kikkers en sprinkhanen, kleine vogels en wormen. In de grassteppen van Midden-Azië op ziesels (grondeekhoorns, sprinkhanen en slangen).

De blauwe reiger broedt van februari tot in juni. De broedduur bedraagt ongeveer 23 tot 28 dagen. Zowel het mannetje als het vrouwtje broeden de eieren uit, vanaf het eerste ei. De jongen blijven zo'n 50 dagen op het nest. De vogel is een solitaire soort, maar broedt in grotere of kleinere kolonies. De nesten worden hoog in de bomen gebouwd. Ze zijn vrij groot en plat en bestaan uit takken, gevoerd met takjes, gras en veertjes. Een enkele keer wordt in struiken of riet gebroed. De vrouwtjes produceren een enkel legsel per jaar, gewoonlijk bestaande uit 3 tot 5 eieren, zelden 6. De eieren zijn ongevlekt, blauwgroen en zonder glans. Gemiddeld 60 bij 43 mm. De eieren zijn vaak bevuild.