Opvallende kenmerken: Lengte 52 - 60 cm; spanwijdte 152 - 167 cm,
haakvormig snavel, witte kop met een brede bruine oogstreep die doorloopt tot op
de rug. De rug en de vleugels zijn bruin. De onderzijde is licht.
De naam 'visarend' is enigszins misleidend. Zeker, de vogel eet vooral
vis, maar de soort is minder nauw verwant aan de echte arenden dan bijvoorbeeld
de buizerd en de sperwer. De status van de visarend in Nederland is onzeker aan
het worden: sinds enkele jaren verblijven er gedurende het voorjaar en de zomer
visarenden in Nederland. Voorheen was de soort altijd een doortrekker die hier
niet tot broeden kwam. Inmiddels is de kans dat er een of enkele paren (pogen
te) broeden in uitgestrekte moerasgebieden (Biesbosch, De Wieden en Weerribben).
De visarend komt op alle continenten - met uitzondering van Antarctica -
voor, in Europa is de verspreiding beperkt tot het noorden. Toch zijn hierop
enkele uitzonderingen; in Portugal en op de Balearen broeden enkele visarenden.
Ook in Nederland en België komt de Visarend voor, vooral op vennen met een
bomenrand, het liefst met een kale dode boom er tussen, waar hij zijn prooi vaak
zit op te eten.
De Visarend zit graag bij (wat grotere) beken en meren, moeras, plassen,
rivieren en vennen. De visarend broedt langs heldere meren, plassen en langs
sommige zeekusten. Het nest wordt meestal gemaakt in de top van een naaldboom.
Op eilandjes willen de visarenden soms ook op de grond broeden. Tijdens de
doortrek in het voor- en najaar zijn visarenden in Nederland vooral te zien
langs het rivierengebied, Lauwersmeer, Biesbosch en Oostvaardersplassen, waar ze
zich tegoed doen aan vis. In België zijn de vijvers van het Prinsenpark in Retie
een geliefde broedplaats.
Visarenden zijn aangewezen op visrijke wateren die zich over grote
oppervlakten uitstrekken en voldoende begroeiing (bossen) langs de oevers hebben
om te broeden. Het Zweedse en Finse merengebied is een uitstekend voorbeeld van
geschikte leefgebieden.
De Visarend broed van mei tot en met juli. Slechts een legsel met 2 tot 4
eieren. Visarenden jagen op vissen, bidt boven het water om vissen op te sporen
en duikt dan tot vlak over het water om met zijn sterke klauwen de vis uit het
water te grijpen. Heeft een kenmerkende silhouet in de vlucht: smalle vleugels
met lange hand en slechts 4 vingers. De staart is kort en hoekig. De vis wordt
meestal op een afgestorven tak boven het water opgegeten.