maandag 8 juni 2015

Putter

De putter komt oorspronkelijk voor langs de zonnige randen van vochtige loofbossen. Nog niet zo lang geleden zijn putters begonnen zich aan te passen aan door de mens gemaakte landschappen, zoals boomgaarden en parken. De belangrijkste voorwaarde voor de aanwezigheid van putters is een rijke vegetatie met veel composieten (distels, paardenbloemen). Deze planten produceren de zaden waarvan de putter vrijwel geheel afhankelijk is. Alleen de jongen krijgen tijdens hun groei ook veel insecten. Deze bevatten de voor de groei zo belangrijke eiwitten.


De vink is een Jaarvogel. Vrij talrijke broedvogel; doortrekker en wintervogel in (vrij) groot aantal. De Putter is te vinden van zuidelijk Fenno-Scandinaviƫ tot in Noord-Afrika, en oostwaards tot ongeveer 96 graden oosterlengte (het Himalaya-gebergte). Spanje, Frankrijk en Portugal zijn verantwoordelijk voor de grootste aantallen putters, maar de soort is zeer regelmatig verspreid over alle Europese landen - uitgezonderd de noordelijke staten.

Het biotoop bestaat uit boomgaarden, bos, buitengebied, cultuurlandschappen, park en tuin, struweel, weiden (kleinschalig). De putter leeft in tamelijk open gebieden met bomen en struiken, in bosranden, in parklandschappen, heggen, boomgaarden en tuinen. Het nest wordt in een struik gemaakt, in een vork van een stam of tegen de stronk van een boom. De Putter eet voornamelijk zaden van planten als distels, zonnebloemen en paardebloemen. Eet daarnaast ook soms insecten en bezoekt af en toe voedertafels.

Er bestaan vermoedens dat in Nederland broedende putters (gedeeltelijk) wegtrekken naar Zuidwest-Europa, maar ringonderzoek heeft hierover nog geen uitsluitsel gegeven.

De Putter heeft een opvallend rood gezicht, zwart-witte kop en gele vleugelstreep. Gedragvaak in groepen aan het foeragerenKleedOpvallend kleed met een rood gezicht en een verder zwart met witte kop. De vleugels zijn zwart met een brede gele vleugelstreep, de stuit is wit en de staat is zwart met witte vlekken. Bovendelen zijn verder bruin en de onderdelen wit. Formaat / lengte 12 - 13,5 cm. SnavelSpitse en vrij lange kegelvormige snavel. De poten zijn vleeskleurig.

Het lijkt erop dat de putter profiteert van allerlei veranderingen in het landschap die door de mens zijn veroorzaakt. Zo is de omschakeling van hoogstam- naar laagstamboomgaarden voor de putter waarschijnlijk gunstig geweest. De toegenomen hoeveelheid wegbeplanting en minder maaien van bermen is bovendien gunstig voor putters.

Snoei uitgebloeide compositen (distels, asters, margrieten en dergelijke) niet af wanneer deze in het vroege najaar uitgebloeid raken. Putters zullen het gehele najaar en de winter een mogelijk bezoek aan uw tuin brengen wanneer er voldoende van deze zadenrijke planten staan. De wintervoeding bestaat uit zaden, vetbollen en pindanetjes.