woensdag 10 juni 2015

Barmsijs (Grote Barmsijs)

De kleine barmsijs broedt in tegenstelling tot zijn grotere broertje, de grote barmsijs, wel in Nederland. Toch kom je een kleine barmsijs niet snel tegen, het aantal broedparen is namelijk vrij laag, zo’n 120-210 paar. De duingebieden aan de kust en Limburg vormen de bolwerken van deze soort in Nederland. In de winter overwintert de grote barmsijs ook in Nederland en beide soorten barmsijzen zijn dan soms in gemengde groepen te vinden. De kleine barmsijs is dan te onderscheiden door z’n donkerder bruine uiterlijk en de minder contrasterende vleugelstrepen.


De Barmsijs broedt op de Britse eilanden, in Nederland, Duitsland, Denemarken, Tsjechiƫ en de Alpen. Broedt in berkenbossen en jonge naaldbossen, maar ook in elzen, wilgen, hoge heggen en op heide met enkele bomen. Het hoofdvoedsel is berkenzaad. Daarnaast eten kleine barmsijzen in het voorjaar ook bloemen en zaden van wilgen en de insecten die op de bloeiende bomen afkomen. Ook zaden van grassen en andere laaggroeiende planten worden gegeten.

De broedperiode is April - Mei, heeft vaak twee van vier tot vijf eieren. Het is een korte afstandstrekker en blijft in sommige jaren ook in het broedgebied, afhankelijk van het voedselaanbod. In de winter tot aan Zuid-Frankrijk te vinden.

Opvallende kenmerkenwaar; gestreept en een rood voorhoofd. Gedrag; Actief en rusteloos en gedraagt zich vaak net als mezen door ondersteboven aan takjes te hangen. Buiten het broedseizoen in kleine groepjes. Kleed; Bruingestreept lichaam met een rood voorhoofd en een kleine zwarte bef. Op de vleugels zitten 2 vage, lichtbruine vleugelstrepen en de borst is donker gestreept. In het broedseizoen hebben mannetjes een rode zweem over de borst, maar de intensiteit ervan verschilt, net als het rood van het voorhoofd, per individu.

Formaat/ lengte; 11,5 cm. Snavel; kleine, gele, spitse snavel en heeft donkere poten